Energielabels voor nieuwbouw
Geplaatst door Erol Aslan op
In Nederland worden verschillende labels en -keurmerken gehanteerd die de energieprestaties van woningen en gebouwen in beeld brengen. In dit artikel zoomen we in op energielabels in de nieuwbouw zoals die er (nog) zijn, en werpen we een blik op de toekomst.
“Voor nieuwbouw, zowel voor woningen als utiliteitsgebouwen wordt altijd een EPC-berekening (Energie Prestatie Coëfficiënt-berekening) gemaakt”, legt adviseur Michel Deelen uit. Deelen is directielid/eigenaar van E&B Engineering en van I.D.E.A. Nederland. Advies geven over energiebesparende maatregelen bij projecten en trajecten is de core business van beide bedrijven.
NEN 7120
EPC-berekeningen zijn veel gedetailleerder dan de berekeningen volgens de standaardmethode voor bestaande gebouwen (EPA-W ISSO 82.1 en Nader Voorschrift voor de woningbouw en EPB-U ISSO 75.1 voor de utiliteitsbouw). De EPC-berekening geeft de energetische efficiëntie van een gebouw aan: hoe lager het getal des te beter de prestatie. Deze wordt bepaald door de theoretische berekeningen die zijn vastgelegd in de NEN 7120 – Energieprestatie van Gebouwen (EPG). Sinds 2012 vervangt die de normen NPR2916 en de NPR5128.
Voor specifieke maatregelen verwijst de NEN 7120 als volgt door:
- Thermische isolatie van gebouwen → NEN 1068
- Ventilatie en luchtdoorlatendheid van gebouwen → NEN 8088-1
- Energieprestatienorm voor maatregelen op gebiedsniveau (EMG) → NEN 7125
De EPC is een onderdeel in het Bouwbesluit en het is al sinds 1995 verplicht om een EPC-berekening bij de omgevingsvergunning/bouwaanvraag in te dienen.
In Nederland gold voor woningen vanaf 2006 een eis van 0,8. Deze is in 2011 aangescherpt naar 0,6 en sinds 2015 geldt de eis van 0,4. Voor utiliteitsbouw verschillen de eisen per functie van het gebouw, zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Gebouwfunctie | EPC-eis sinds 2015 |
---|---|
Bijeenkomstfunctie | 1,1 |
Celfunctie | 1,0 |
Gezondheidszorgfunctie met bedgebied | 1,8 |
Gezondheidszorgfunctie anders dan met bedgebied | 0,8 |
Kantoorfunctie | 0,8 |
Logiesfunctie in logiesgebouw | 1,0 |
Onderwijsfunctie | 0,7 |
Sportfunctie | 0,9 |
Winkelfunctie | 1,7 |
Woningen en woongebouwen | 0,4 |
* Bron: RVO.nl
Doel is energieneutrale gebouwen
Michel Deelen: “Het doel van de regelgeving is natuurlijk dat we naar Nul-op-de-meter (NOM) ofwel energieneutraal gaan. De huidige rekenmethodiek EPC voldoet eigenlijk niet meer. De technieken zijn veranderd, de doelstellingen vanuit de landelijke en lokale overheid en Europa zijn aangepast en strikter geworden. Er zitten aan de EPC nogal wat losse einden, je kunt je producten en informatie er niet optimaal in kwijt. Bovendien is het mogelijk om op een creatieve en vrij gemakkelijke manier aan het EPC-getal 0,4 komen, maar dat wil niet zeggen dat het dan ook correct is. Er zijn bijvoorbeeld systeemkeuzes bij de installaties mogelijk die goed scoren in de theoretische berekening maar die in de praktijk toch echt niet gaan werken.”
Energielabel verplicht bij oplevering
Tot voor kort was een goedgekeurde EPC-berekening voldoende om aan te tonen dat het gebouw aan de EPC-eis voldoet. Maar tegenwoordig moet er bij oplevering van een woning, woongebouw of utiliteitsgebouw een geldig energielabel overhandigd worden aan de koper of huurder. Hierbij controleert de gecertificeerde EPA-adviseur of alle aspecten die opgenomen zijn in de EPC-berekening ook daadwerkelijk aanwezig zijn. Als er wijzigingen zijn ten opzichte van de EPC-berekening wordt nagegaan of het gebouw dan nog voldoet aan de energetische prestatie zoals bij de aanvraag van de omgevingsvergunningen is afgesproken.
Energielabel vaststellen en registreren
De controle vindt plaats bij oplevering op het moment dat alle installaties in gebruik zijn genomen. Vanuit de controle ter plaatse en eventuele correcties in de software op de EPC kan er een energielabel worden vastgesteld. Dit energielabel zal bij EP-online (RVO) worden geregistreerd onder een uniek registratienummer. Met dit unieke nummer kan een energielabel worden gegenereerd en worden overhandigd aan de koper/gebruiker.
Michel Deelen: ‘Een energielabel geeft de energieprestatie van gebouwen weer in de energieklassen A tot en met G aangevuld met het EI-getal (Energie Index-getal). Label A is het meest energiezuinig en label G het minst. Het energielabel geeft ook een overzicht van woningkenmerken zoals woningtype, isolatie, beglazing en verwarming.
De installatietechniek speelt daarin een grote rol. Bij het bepalen van het energielabel gaat het naast de bouwkundige eigenschappen en standaardgebruikersgedrag om de toepassing van de installaties waaronder ventilatie, verwarming, warmtapwaterbereiding, koeling, enzovoort.
Nieuwbouw altijd label A
Nieuwbouw die nu verrijst, krijgt altijd label A, anders voldoet het gebouw niet aan de eisen gesteld in het Bouwbesluit. Er zal hoogstwaarschijnlijk geen aanscherping meer komen op de EPC. Deze eisen worden namelijk per 1 januari 2020 vervangen door de invoering van de NTA 8800 en de eisen voor BENG (Bijna Energie Neutraal Gebouw).
Energieprestatieadvies voor labelverbetering
Een energieprestatieadvies wordt gebaseerd op de huidige theoretische energieprestaties van een gebouw. In het advies komen aanbevelingen te staan voor slimme duurzame aanpassingen om het energielabel te verbeteren. Het kan gaan om aanpassingen aan de bouwkundige schil maar ook om het optimaliseren van de installatie, het verbeteren van de opwekking voor verwarming, koeling en het optimaliseren van de ventilatie en verlichting. Voor kantoren is vastgesteld dat vanaf 2023 minimaal energielabel C verplicht is, hierbij spelen de genoemde maatregelen een grote rol.
Activiteitenbesluit energiebesparing
Daarnaast komt er vanaf 1 januari 2019 een meldplicht voor gebouweigenaren en/of gebruikers die meer dan 25.000m³ gas of gasequivalent en/of meer dan 50.000 kWh elektra verbruiken, deze verplichting is een onderdeel van het Activiteitenbesluit Energiebesparing. Ook moet een gebouweigenaar/gebruiker een verbeterplan gaan voorleggen en is hij verplicht om erkende verbetermaatregelen uit te voeren en/of toe te passen. Het betreft maatregelen met een korte terugverdientijd zoals het inregelen van installaties, aanwezigheidsdetectie, leidingisolatie en isolatie van appendages (bijvoorbeeld pompen en afsluiters). Er zal vanuit de omgevingsdiensten gehandhaafd gaan worden.
Nieuwe rekensystematiek genuanceerder
Deelen en zijn collega Erik Bek kijken reikhalzend uit naar de lancering van de NTA8800. “We zijn benieuwd welke richting we op moeten, hoe ver de criteria gaan, en hoe werkbaar het is. Nu worden bepaalde installatietypen niet goed gewaardeerd in de rekensystematiek.
Een voorbeeld: renoveren we een oude woning door deze hoogwaardig te isoleren en van een goede kierafdichting te voorzien, dan moet er wel een goed ventilatiesysteem worden toegepast, dat gaat dan niet meer samen met natuurlijke ventilatie. Een systeem met vraagsturing op basis van CO2- en vochtsturing in combinatie met zelfregelende roosters in de beglazing is de minimale standaard. Daarmee is de woning een stuk duurzamer en comfortabeler geworden. Een systeem met natuurlijke ventilatie zal in de berekening energetisch het beste scoren maar geeft in de praktijk een zeer slecht binnenmilieu. Het systeem met ventilatie-unit verbruikt stroom, puur natuurlijke ventilatie niet. Als we de ventilatie-unit vervangen door warmteterugwinning (wtw) dan is dit nog duurzamer. Maar een WTW verbruikt nou eenmaal meer stroom dan een ventilatiebox, en beïnvloedt de EP en EI uitkomsten daarom negatief, uitgaande van de forfaitaire waardes. Gelukkig mogen er kwaliteitsverklaringen uit de database van Bureau CRG gebruikt worden.”
“We hopen dat NTA 8800 genuanceerder is en recht doet aan de technologie zoals die op dit moment voorhanden is. Met BENG gaan we de diepte in. Er wordt dan gerekend met andere uitkomstgetallen: we moeten aan een Europese normering voldoen van een x-aantal kWh per m² gebruiksoppervlak per jaar.”
NTA 8800 en BENG
De nationale bepalingsmethode wordt vastgesteld in een Nederlandse Technische Afspraak (NTA 8800). Het doel is om hiermee te komen tot een eenvoudiger en transparanter systeem voor de bouw- en installatiesector. Deze methode moet dan ook gaan voldoen aan de Europese richtlijn Energieprestatie Gebouwen (EPBD). Ook moet deze gaan aansluiten bij de behoefte en beleving van de eindgebruiker.
Op dit moment is de BENG volop in ontwikkeling. De BENG gaat per 1 januari 2020 in en zal 3 indicatoren hebben.
- de energiebehoefte van het gebouw [kwh/m²/jaar]
- het primair fossiel energiegebruik [kwh/m²/jaar]
- de hernieuwbare energie [%]
De Handreiking BENG is opgesteld voor de meest gangbare technieken en installatieconcepten. Een specifieke uitwerking van de waardering van biomassa, WKK en windenergie maken er echter geen onderdeel van uit. Er wordt nog verder bekeken hoe deze technieken in BENG gewaardeerd zullen worden. Dit is van invloed op de uitkomsten van de BENG indicatoren 2 en 3. De indicatoren zijn nog niet definitief en worden nu getoetst. De definitieve resultaten hiervan worden eind 2018 verwacht. Op basis hiervan start een wettelijk traject waarbij naar verwachting medio 2019 de eisen zijn vastgesteld.
Van BENG naar ENG
Het energielabel zal wel blijven bestaan, verwacht Deelen. “Maar de rekensystematiek zal aangepast worden. Als je trouwens naar de landen om ons heen kijkt, dan zie je dat daar al lang gerekend wordt met een x-aantal kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar. De naam BENG zal nog een keer moeten veranderen. We willen immers geen ‘bijna energieneutraal gebouw’ maar een energieneutraal gebouw. Van BENG naar ENG dus.”
In de BENG is installatietechniek geïntegreerd. Speciaal om duurzame installaties in de woningbouw een push te geven, is het ErP-label in het leven geroepen. Verwarmingssystemen, luchtbehandelingskasten en ventilatie-units krijgen bijvoorbeeld dat label, zodat duidelijk wordt of het een duurzame keuze is of niet.
Ook onderhoud en beheer opnemen
“Echt”, besluit Deelen, “alles in de bouw- en installatietechniek is gericht op duurzaamheid en op energiezuinig of -neutraal presteren. Bij nieuwbouw is dat het gemakkelijkst te realiseren. Zoals wij nu de berekening op gebouwgebonden energiestromen maken, komen we zelfs op negatieve waarden uit. En dat is natuurlijk heel erg positief. De installaties gaan hierin een steeds belangrijkere rol spelen en daarbij gaat het niet meer alleen om de laagste prijs maar om de kwaliteit van het geheel. Uiteindelijk hopen wij dat ook het onderhoud en beheer een rol gaan spelen in de rekensystematiek voor duurzame gebouwen. Op papier een rekenwaarde van een opwekkingsrendement invullen is geen kunst, maar een duurzame installatie met een hoog opwekkingsrendement in werking stellen en in bedrijf houden wél.”
Tekst: Marion de Graaff